De redactie plaatst de brief van professor Heertje integraal. Op latere momenten zullen we verder ingaan op de 20 mei 2014 uitgesproken beschikking in kort geding. Jeugdzorg heeft het procesverbaal van de zitting gevraagd, wat erop kan duiden dat zij nog een hoger beroep overweegt of een bodem procedure wil gaan starten. Heel merkwaardig is dat de rechter in de beschikking er helemaal niet op heeft gewezen dat de dagvaarding tot niet ontvankelijkeid van het verzoek had moeten leiden. In de dagvaarding stond een verzoekende/ dagvaardende partij die helemaal niet bestaat. Gewone burgers zouden ogenblikkelijk door de rechter de deur zijn gewezen. Ook al zouden de burgers sputteren dat het een fout van hun advocaat was. De rechter houdt ook in deze beschikking weer een overheidsinstantie (BJAA) de hand boven het hoofd. BJAA heeft min of meer de dagvaarding achteraf nog mogen “aanpassen”. De nieuwe naam van BJAA die op de dagvaarding was vermeld, staat nog helemaal niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Nu stelt de rechter in haar beschikking dat toch BJAA het geding zou hebben verzocht. Eigenlijk ook weer een vorm van valsheid in geschrifte van de rechter (mw. Berkhout) zelf. Bij aan jeugdrecht gerelateerde zaken gebeurt dat zo vaak, dat we het al (bijna) zijn gaan accepteren. Ons is niet bekend of BJAA formeel op tijd voor aanvang van het geding een gecorrigeerde dagvaarding had aangeboden aan rechter en partijen. De rechter heeft ook niets opgemerkt over het slordig aanbieden van dezelfde dagvaarding aan diverse niet en minder betrokken personen. In de betreffende dagvaarding staan nu juist de op verzoek van BJZ uit de publiciteit te houden personen en een te beschermen kind in kwestie. Naar analogie met het voorbeeld dat studenten in college wel eens krijgen: iemand wordt gestraft voor 100 rijden op een weg waar die borden gewoon staan. Om de straf achteraf te laten kloppen worden er borden voor 80 km geplaatst. Dat wordt nog merkwaardiger als we ondertussen de wetenschap hebben dat de rechter (mw. Berkhout) zelfs ter zitting tot ongeoorloofde censuur overging, door van op zitting aanwezige personen een pleitnota van een advocaat in beslag te laten nemen. Er valt een vraagteken te plaatsen of Nederland nog wel zo’n persvriendelijk land is. Heel nadrukkelijk wil de redactie u laten weten, dat het voorbeeld van een in Amsterdam uit school ontvoerd kind, 1 van de meest ongelukkige voorbeelden is, die professor Heertje had kunnen kiezen. Nu is juist daar heel veel positiefs over Justitie te melden. Daar is ook vooral veel positiefs te melden over de zeer harde aanpak van twee “deskundigen” die hebben gelogen tegen betaling. De mededeling van Jeugdzorg dat professor Heertje de door hem gerefereerde zaak beter had moeten onderzoeken, is ook zeer hypocriet. Jeugdzorg probeert namelijk alle betrokkenen zelfs met intimidatie af te houden van medewerking aan welk onderzoek dan ook. Ook aan de Tweede Kamer direct rapporterende onderzoekers ontmoeten enorme tegenwerking bij hun onderzoeken. De commissie Samson was maar een enkel voorbeeld.
Aan alle betrokkenen bij jeugdzorg die mij hebben benaderd,
De heer Gerritsen, directeur van het inhumane bureau jeugdzorg Amsterdam (zie voor het begrip inhumane jeugdzorg mijn boek ‘Economie’ verschenen bij Prometheus, voorwoord en bladzijden 326 en 327), wekt de indruk dat de rechter mij heeft verboden zijn handelwijze alsmede de inhumane benadering van zijn medewerkers aan de orde te stellen. Sommigen van u zijn daardoor aangeslagen.
Van een dergelijk oordeel van de President is echter geen sprake, integendeel. Blijkens onderdeel 4.9 van het vonnis ben en blijf ik vrij de inhumane praktijken van jeugdzorg in Amsterdam en elders bloot te leggen, individuele gevallen aan de kaak te stellen en ook de namen van medewerkers in het uitoefenen van hun functie te noemen. Van deze vanzelfsprekende vrijheid blijf ik samen met u gebruik maken door u individueel te steunen en met enkele andere betrokkenen jeugdzorg zodanig aan te pakken, dat op den duur van humane jeugdzorg sprake is.
Het is waar dat ik sommige aanvankelijk gebezigde bewoordingen niet mag gebruiken, zoals het woord ‘ontvoeren’, maar daar hebben u en ik geen last van. Immers, wij hebben door de openbare zitting en de vrijheid die mij is gegund, jeugdzorg uit de sfeer van privacy, intimidatie en geheimhouding gehaald en onderwerp gemaakt van publiek debat. Dit alles zeer tegen de zin van jeugdzorg.
Daarom roep ik u op door te gaan met de huidige aanpak: openbaarheid, blootleggen van wat medewerkers zich menen te moeten veroorloven op de werkvloer, een einde maken aan het vanwege winstbejag geestelijk en soms lichamelijk mishandelen van kinderen, terwijl hun bescherming de bedoeling is.
Wij gaan door met de strijd, versterkt door het vonnis van de President. Mijn bericht mag u uiteraard verspreiden.
Hartelijke groeten,
Arnold Heertje
===========================================================================================================================
Voor de duidelijkheid hier de beschikking van 20 mei 2014 van de rechtbank Amsterdam van mw. mr. Berkhout
ECLI:NL:RBAMS:2014:2848
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20-05-2014
- Datum publicatie
- 20-05-2014
- Zaaknummer
- C/13/563545 / KG ZA 14-500
- Rechtsgebieden
- Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
- Kort geding
- Inhoudsindicatie
-
Kort geding, onrechtmatige publicaties
Heertje heeft de vrijheid om kritiek te uiten op BJAA, maar de wijze waarop dat is gebeurd in een artikel op de opiniepagina van de Volkskrant en in een column op de site van RTLNieuws, is onrechtmatig. Heertje, een bekend en gerenommeerd wetenschapper, heeft feiten aangaande een onder toezicht staande minderjarige eenzijdig en enkel vanuit de optiek van de moeder gepresenteerd. Zo schreef hij dat de minderjarige vredig en naar ieders tevredenheid bij zijn moeder woonde en naar een goede school ging totdat hij zonder aanleiding vanaf zijn school is ontvoerd en naar een geheime plek is gebracht. Daardoor is de andere kant van het verhaal, te weten dat na een langdurige echtscheidingsstrijd en nadat de moeder de minderjarige drie-en-een-half jaar geen omgang met de vader toestond, de rechtbank en het hof hebben bepaald dat vader alleen met het gezag werd belast en dat de minderjarige voortaan bij zijn vader het hoofdverblijf zou hebben, niet belicht. Heertje heeft zonder noodzaak de namen van bij de minderjarige betrokken individuele medewerkers van BJAA in zijn column genoemd. De vergelijking van het handelen van BJAA met gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog is vanwege de manier waarop dat is gebeurd ongepast, onnodig kwetsend en grievend. Voor zover Heertje het handelen van BJAA kwalificeert als strafbaar, misdadig of crimineel, geldt dat deze beschuldiging onvoldoende steun vindt in de feiten.
Het artikel en de column dienen te worden verwijderd en de cache in de zoekmachine van Google die verwijst naar die publicaties eveneens.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/563545 / KG ZA 14-500 CB/LO
Vonnis in kort geding van 20 mei 2014
in de zaak van
de stichting
STICHTING BUREAU JEUGDZORG AGGLOMERATIE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 25 april 2014,
advocaat mr. J.H. van Woudenberg te Amsterdam,
tegen
1 ARNOLD HEERTJE,
wonende te Naarden,
gedaagde,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UITGEVERIJ PROMETHEUS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GS MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam.
Eiseres zal hierna BJAA worden genoemd en gedaagde sub 1 zal Heertje worden genoemd.
1 De procedure
Ter terechtzitting van 6 mei 2014 heeft BJAA vervolgens gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij de vorderingen jegens gedaagden sub 2 en 3 heeft ingetrokken en de eis heeft gewijzigd overeenkomstig de eveneens aangehechte akte. Heertje heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van BJAA: mevrouw C. Vlug, directeur en mevrouw[medewerker]Veurman, persvoorlichter, met mr. Van Woudenberg en haar kantoorgenote mr. E. Lam.
Verder is verschenen Heertje met mr. Loonstein.
Zoals ter zitting besproken heeft BJAA nog een uittreksel uit de Kamer van Koophandel aan de rechtbank toegezonden. Tevens is nog ingekomen een faxbericht van BJAA van 14 mei 2014 met daarin een verzoek om toezending van een proces-verbaal van de zitting van 6 mei 2014.
2 De feiten
De ouders van de minderjarige zijn sinds 2008 verwikkeld in een echtscheidingsstrijd en hebben tal van procedures gevoerd over het gezag over, de hoofdverblijfplaats van en de zorgregeling met de minderjarige. De minderjarige had zijn hoofverblijfplaats bij de moeder.
Bij beschikking van [datum] van deze rechtbank is bepaald dat de vader wordt belast met het eenhoofdig gezag en dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn (productie 1 van BJAA). Het gerechtshof Amsterdam heeft deze beschikking op [datum] bekrachtigd (productie 2 van BJAA). De minderjarige is na de beschikking van de rechtbank door BJAA een half uur voor het einde van de schooldag van school gehaald. De moeder is daarvan vooraf niet in kennis gesteld. Omdat de minderjarige zijn vader drie-en-een-half jaar niet had gezien is hij eerst in een pleeggezin geplaatst en van daaruit is het contact met de vader weer opgebouwd. Inmiddels woont de minderjarige bij de vader. Hij heeft regelmatig contact met zijn moeder.
(…) Er moet o.a. een einde komen aan het ontvoeren van kinderen, het onttrekken van kinderen uit hun vertrouwde omgeving en het geheimhouden van hun verblijfplaats jegens de moeder. U maakt zich aan al deze handelingen schuldig, samen met o.m. de dames [medewerker],[medewerker] en [medewerker]. Daarom heeft het geen zin dreigbrieven te laten sturen aan leden van de familie [x], nu wij immers in een vrije samenleving leven. (…)
Te groot deel Jeugdzorg is volstrekt onmenselijk
ARNOLD HEERTJE
In de jeugdzorg zijn de kinderen om wie het gaat uit beeld verdwenen. Een deel van de kinderen wordt op lichtvaardige gronden onder toezicht geplaatst. Is die horde eenmaal genomen dan zijn deze kinderen speelbal van instellingen als de Raad voor de Kinderbescherming, de Bureaus Jeugdzorg, stichtingen ten behoeve van pleegouders, particuliere instellingen voor jeugdzorg en het Leger des Heils. De kinderen worden onnodig uit huis geplaatst, komen in internaten terecht en worden willekeurig overgeplaatst naar andere scholen dan de hun vertrouwde. De bureaucratie maakt van de kinderen producten, waarmee veel geld wordt verdiend en waaraan veel werkgelegenheid wordt ontleend ten behoeve van medewerkers, die zich begeleiders, gezinsvoogden, teamleiders of relatiemanagers noemen.
In het oosten van het land zijn twee kinderen van ongeveer 12 jaar weggehaald bij hun moeder, omdat deze alleen Russisch spreekt en daarom ongeschikt wordt geacht de kinderen op te voeden. De moeder is al enige jaren in juridische procedures verwikkeld om de kinderen thuis te krijgen, maar stuit op het enorme financiële belang bij het handhaven van de status-quo van de toezichthoudende partijen. Dit leidt er toe dat de kinderen weken zijn verstoken van tijdige medische hulp. (Schriftelijk aandringen door een buitenstaander bij het internaat Entrea In Nijmegen op onmiddellijk bezoek aan een arts, had succes.).
In Amsterdam is door jeugdzorg een kind ontvoerd uit de school waar hij meer dan drie jaar tot volle tevredenheid van hemzelf, zijn moeder en de schoolleiding op zat. Hij is naar een geheime plaats gebracht, zodat ook zijn moeder niet langer weet waar hij verblijft. Medewerksters van Bureau Jeugdzorg in Amsterdam (BJAA) weigeren ansichtkaarten en attenties van vriendjes van zijn vorige school en van familieleden door te geven aan het kind. Je waant je even niet langer in het vredige Nederland. (Een buitenstaander heeft er bij directeur Gerritsen van BJAA op aangedrongen zijn medewerksters te verzoeken het inhumane pad te verlaten.) Het is niet moeilijk de lijst van schrijnende voorbeelden uit te breiden met soortgelijke ervaringen in andere plaatsen.
Dat in Nederland zich in een belangrijk deel van de jeugdzorg afschuwelijke taferelen afspelen, is niet aanvaardbaar. Onder het mom van kinderbescherming is in een te groot aantal gevallen sprake van georganiseerde kindermishandeling. Af en toe wordt de samenleving opgeschrikt door dramatische uitlopers van deze benauwende en inhumane situaties.
De parlementaire beraadslagingen over de nieuwe wetgeving moeten recht doen aan de noodzaak de jeugdzorg op de werkvloer te humaniseren. Aan de huidige perverse financiële prikkels dient een einde te komen. Voorts is het noodzakelijk dat de medewerkers, die zich eerder gedragen als geüniformeerde officieren dan als liefdevolle mensen die kinderen bij de hand nemen en een begripvolle omgeving bieden, plaatsmaken voor deskundigen met hart voor hun vak. Is er iets belangrijker in deze soms hardvochtige wereld dan het levensgeluk van onze kinderen?
Arnold Heertje is econoom.
(…) Het begrip van de inhumane handelwijze van u en uw medewerksters is dezerzijds door archiefonderzoek toegenomen. De samenhang met de in de tijd vertakte persoonlijke biografie van u en uw drie teamgenoten is opmerkelijk. Daaruit valt te verklaren het ontvoeren van x, het wrede geheim houden van schuilplaats en huidige school jegens zijn moeder, de misdadige poging familieleden en buitenstaanders te intimideren, monddood te maken, met maatschappelijke uitschakeling te bedreigen en bovenal het belang en de veiligheid van x in de waagschaal te stellen. Het recente wapenfeit van u en uw teamgenoten is de poging x te onttrekken aan de zeer hoog aangeschreven [school], die bij de intellectuele en culturele potentie van [minderjarige] past en waar hij gelukkig is. U staat toe en hoort aan dat x zijn klas mist om hem vervolgens te doen dirigeren naar een school die geen recht doet aan zijn niveau, hem vervreemdt van zijn natuurlijke omgeving en die u met uw team geheim houdt jegens de moeder. Vraagt u zich met uw team wel eens af in welke periode van de geschiedenis het hanteren van deze onmenselijke methoden gemeengoed was? (…)
(…) Ik merkte uw schrikreactie op mijn opmerking over de rol van uw grootvader in de Tweede Wereldoorlog. Daarom wil ik u graag mededelen dat kleinkinderen geen enkele verantwoordelijkheid dragen voor het gedrag van hun grootouders in de jaren 1940-1945, noch wanneer zij in het verzet waren noch wanneer zij zoals vaker het geval is, meegedaan hebben. Anders wordt het indien hedendaagse volwassenen zich georganiseerd inhumaan gedragen jegens weerloze kinderen. Dan dringt de overeenkomst met toen zich op. (…)
(…) U vereenzelvigt zich met uw medewerksters bij uw bureau, bij Spirit en het pleeggezin, zodat ik gemakshalve aan u het complex van onmenselijke handelingen jegens X, zijn naaste omgeving, zijn [school] en zijn ruimere netwerk, aan u kan toeschrijven. Mijn conclusie is dat u zich willens en wetens schuldig maakt aan de lichamelijke en geestelijke mishandeling van een weerloos kind. Er is geen enkele aanwijzing dat u in deze ingeslagen weg enige verandering brengt, laat staan enige clementie betracht. Integendeel, uw maatregelen jegens het kind en de moeder kennen geen spoor van mededogen. Het misdadige karakter neemt elke dag toe. Daarom is het verantwoord en zelfs een plicht, de uitkomst van uw handelen onder woorden te brengen. Die uitkomst is het onmogelijk maken van enig perspectief op een normaal en gezond leven van een jongen, die bij de start het vooruitzicht had op een goede lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Er is reeds grote lichamelijke en geestelijke schade aangericht door uw toedoen en door uw medewerksters. Ik wijs u op het ontvoeren van x, het overbrengen naar een geheime verblijfplaats, het hardvochtig ontrukken van x aan zijn omgeving door het onthouden van post, presentjes en andere uitingen van betrokkenheid. U bent nu zo ver gegaan, een schoolrapport waarop het kind en zijn moeder recht hebben, te ontvreemden en niet aan hem resp. zijn moeder te laten zien. U voorziet x van een geheime school in Purmerend en bij wijze van klap op de vuurpijl van een geheime resp. valse naam. Een diep ingrijpende traumatisering voor een kind van die leeftijd. U verhindert een normale omgang met zijn moeder en laat haar in het ongewisse omtrent zijn verblijfplaats (in de oorlog was dat noodgedwongen noodzakelijk, u doet dat in vredestijd). U negeert de aanwijzingen van (sexueel) misbruik door de vader. U negeert de opdracht van het Hof in afwachting van het vonnis x bij het pleeggezin te laten. Onlangs liet u x wederom in het geheim een bezoek brengen aan een tweede inferieure school. U brengt het kind onder bij een school die ver beneden zijn niveau ligt. U maakt het kind zodoende niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk hulpeloos. Zijn voorkomen spreekt boekdelen.
U vindt het vergelijken van uw handelen met de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog
ongepast. Daarin hebt u gelijk voor zover u niet over een militair apparaat beschikt waarmede uw optreden kracht wordt bijgezet. Voor het overige speelt u met het leven van een kind dat u in de knop knakt. Het gaat er daarom niet om of vergelijkingen ongepast zijn, maar of ze terecht zijn. In plaats van het kind te beschermen, vernietigt u het zienderogen. De samenleving heeft recht op kennis over deze praktijken, die anno 2014 in Nederland voor onmogelijk worden gehouden. De familie [x] heeft er recht op dat u met uw medewerksters direct met deze mishandelingen van een kind stopt. (Terloops wijs ik u op de antisemitische uitval in het verslag van uw mevrouw[medewerker] aan mijn adres over een bijeenkomst van mevrouw [x], mevrouw [medewerker] en mijzelf. Ik ga ervan uit dat u achter deze uitval staat).
In april/mei verschijnt van mijn hand een boek, getiteld Economie bij Prometheus, waarin ik uitvoerig stilsta bij deze uitwassen in de Nederlandse samenleving, zoals deze zich bij Jeugdzorg Amsterdam voordoen. Daarbij gaat het om met naam en toenaam blootleggen van deze schandvlek in Amsterdam en van een aanpak om hieraan een einde te maken. Inderdaad spreek ik uw medewerksters niet alleen via het principe “bevel is bevel”, maar ook in persoon aan.
Uiteindelijk dienen alle inhumane managers en personeelsleden te worden vervangen, zodat kinderen en hun omgeving weer zicht krijgen op een menswaardig bestaan. Een kopie van mijn brief aan u gaat naar enkele belangstellenden, waarvan een deel hieronder is vermeld. (…)
(…) De samenleving stelt vast dat u op de werkvloer van uw organisatie doorgaat met de inhumane bejegening van het kind x en zijn moeder. U wordt daarbij gesteund door een reeks van medewerksters.
Wie kennis neemt van de concrete handelingen wordt getroffen door de inhumane, misdadige mentaliteit die daaruit spreekt. Slechts de uniformen ontbreken.
Ik zal binnenkort in het openbaar uitvoerig verslag doen van de gebeurtenissen omdat deze veel verder gaan dan ongepaste handtastelijkheden jegens vrouwelijk personeel.
In het boek “Economie” dat op 9 mei verschijnt, worden de geschetste praktijken van inhumane aard nauwkeurig aan de orde gesteld, anonimiteit is uitgesloten. (…)
Jeugdzorg ontvoert jongetje – Arnold Heertje
Op 9 mei verschijnt van mijn hand een nieuw boek met de titel Economie. Daarin geef ik een positiever beeld van de economische wetenschap dan tegenwoordig gebruikelijk is. Reeksen misverstanden worden weerlegd. Aan de andere kant wordt ook blootgelegd wat er aan schort op de werkvloer van de Nederlandse samenleving. Het afschuwelijkste dossier is de jeugdzorg.
Bureaucratie, inhumanisering, een doorgeschoten calculatiecultuur en overmatige regelgeving in de zorg, het onderwijs en de woningsector. Een van de afschuwelijkste dossiers is de jeugdzorg.
Tot zover ziet deze sector kans het inhumane optreden van bestuurders, gezinsvoogden, pleegouders, de Raad voor de Kinderbescherming en de bureaus Jeugdzorg aan het oog van de samenleving te onttrekken door een beroep op privacy.
Het Bureau Jeugdzorg in Amsterdam onder leiding van de legendarische oud-gemeentesecretaris Erik Gerritsen verspreidt brieven waarop staat ‘Ieder kind veilig’. In feite worden door bestuurders en medewerkers kinderen als objecten behandeld, die geld opleveren en werkgelegenheid bieden.
In het boek Economie laat ik zien hoezeer perverse prikkels een gedrag uitlokken van medewerkers op de werkvloer dat niet past in een vredelievende en humane samenleving.
Jongetje ontvoerd
Hier bespreek ik twee gevallen omdat er een einde moet komen aan praktijken die de formele karakteristieken vertonen in de ogen van de kinderen van een bezetting, ook al ontbreken uniformen en laarzen.
In het geval van een jongetje van zeven jaar maak ik sinds 23 november 2013 uit eigen waarneming de volgende handelingen van Bureau Jeugdzorg Amsterdam mee. Nadat het kind bijna vier jaar vredig woonde bij zijn moeder en naar een goede school in Amsterdam ging, de [school], werd hij op 23 november ‘s middags om 14.30 uur van die school ontvoerd door Jeugdzorg, naar een geheime plaats vervoerd, buiten het zicht van de moeder gebracht die om 15.00 uur tevergeefs haar kind uit school kwam halen.
De jongen werd naar een geheim pleeggezin gebracht, op een voor hem inferieure school geplaatst, mocht zijn moeder nauwelijks meer zien en ansichtkaarten van vriendjes werden niet aan hem uitgereikt. De senior gezinsmanager, mevrouw[medewerker], weigerde onlangs het schoolrapport van de jongen aan hem en zijn moeder te laten zien. Ook zegde zij heel laat bezoekmomenten van moeder en kind af. Afspraken voor telefonische contacten tussen moeder en zoon werden op last van mevrouw[medewerker] afgezegd. Door haar en mevrouw[medewerker]van het pleegouderbureau Spirit wordt het kind verboden te spelen met vriendjes van hem van een halfjaar geleden.
Kortom, onder leiding van Gerritsen wordt uitvoering gegeven aan een programma van geestelijke kindermishandeling, uitgevoerd door hardvochtige leken. De jongen is diep ongelukkig doordat hij in feite als een jeugdgevangene wordt behandeld en geïsoleerd.
Zoiets speelt ook bij Jeugdzorg Zutphen, waar twee kinderen uit huis zijn geplaatst omdat de moeder uit Letland alleen Russisch spreekt. Deze casus trekt internationaal de aandacht, onder andere van de zijde van de Russische ambassadeur in Nederland. Hier wordt een onmenselijk programma uitgevoerd door het Leger des Heils, dat de kinderen medische verzorging onthoudt, de moeder intimideert door haar onnodig psychisch te laten onderzoeken en rechters op het verkeerde been zet.
Gerritsen stuurt dreigbrieven, waarin hij zegt dat geestelijke kindermishandeling onder zijn hoede niet mag worden vergeleken met de lichamelijke mishandeling van kinderen in de oorlogsjaren. Hij ontkent echter niet dat moreel sprake is van vergelijkbare handelingen, nu in vredestijd.
Ik vind daarom dat Bureau Jeugdzorg in Amsterdam met de dames[medewerker], mevrouw[medewerker]
en[medewerker]en het Leger des Heils in Zutphen met de heren [medewerker] en [medewerker], een
einde moeten maken aan praktijken, waarvoor heel Nederland zich moet schamen.
Prof. Arnold Heertje
3 Het geschil
- Heertje te bevelen de onrechtmatige uitlatingen en/of publicaties (zowel direct als indirect) op internet en/of via enig ander (openbaar) medium die betrekking hebben op BJAA en/of haar medewerkers te (laten) verwijderen en verwijderd te (doen) houden, waaronder onder meer de uitlatingen waarin BJAA en/of haar medewerkers in verband worden gebracht met een criminele organisatie en/of strafbare feiten zoals ontvoering en/of fascisme en/of praktijken van de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog, zoals het wegvoeren van Joodse kinderen;
- Heertje te bevelen alle namen en andere privégegevens van medewerkers van BJAA in uitlatingen en/of publicaties (zowel direct als indirect) op internet en/of via enig ander (openbaar medium te (laten) verwijderen en verwijderd te (doen) houden;
- Heertje te bevelen de naam [minderjarige] en/of privégegevens die herleidbaar zijn tot [minderjarige] en/of andere cliënten van BJAA in uitlatingen en/of publicaties (zowel direct als indirect) op internet en/of via enig ander (openbaar) medium te (laten) verwijderen en verwijderd te houden;
- Heertje te bevelen Google en andere zoekmachines op deugdelijke wijze te verzoeken om de cache van de zoekmachine van Google met betrekking tot de hiervoor onder a tot en met c genoemde informatie te verwijderen, zodat deze gegevens en/of informatie niet meer vindbaar zijn via deze zoekmachines, met overlegging van afschriften van deze verzoeken aan de raadsvrouw van BJAA;
- Heertje te bevelen zich te onthouden van uitlatingen en/of publicaties zoals hiervoor onder a, b en c vermeld;
- Heertje te bevelen geen namen en andere privégegevens van medewerkers en/of cliënten van BJAA in het op korte termijn te verschijnen boek ‘Economie’ op te nemen;
- Heertje te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.000,- als voorschot op de schade van BJAA als gevolg van de onrechtmatige uitlatingen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- te bepalen dat Heertje voor iedere dag en gelegenheid en/of publicatie dat hij in strijd handelt met een gegeven bevel of verbod aan BJAA een dwangsom verbeurt van € 5.000,-;
- althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter juist acht;
- Heertje te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over al deze kosten.
4 De beoordeling
a. de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben;
b. de ernst — bezien vanuit het algemeen belang — van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;
c. de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
d. de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a tot en met c bedoelde omstandigheden.
Steun in de feiten
De voorzieningenrechter zal beoordelen in hoeverre de beschuldigingen die Heertje heeft geuit jegens BJAA steun vinden in de feiten. Vast staat dat BJAA is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van de minderjarige. Eveneens staat vast dat de oorzaak van die ondertoezichtstelling is gelegen in de echtscheidingsstrijd tussen de ouders. Zij hebben tal van procedures gevoerd over het gezag over, de hoofdverblijfplaats van en de zorgregeling met de minderjarige. De minderjarige had zijn hoofverblijfplaats bij de moeder. De moeder heeft in 2010 de omgangsregeling stopgezet omdat zij vermoedde dat sprake was van mishandeling dan wel seksueel misbruik door de vader. In de periode daarna zijn verschillende onafhankelijke deskundigen en artsen geraadpleegd en geen van hen heeft geobjectiveerde signalen waargenomen die duidden op misbruik dan wel mishandeling.
Ondanks verschillende rechterlijke uitspraken heeft de moeder geweigerd mee te werken aan een omgangsregeling. Tevens heeft zij geweigerd om mee te werken aan deskundigenonderzoeken. Uiteindelijk heeft de rechtbank Amsterdam een onderzoek bevolen door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Het NIFP heeft geen signalen gezien die de vermoedens van de moeder bevestigden. Wel werd aanleiding tot zorg gezien in de omstandigheid dat de minderjarige van moeder geen enkele ruimte kreeg om een relatie met de vader aan te gaan, terwijl het voor het ontwikkelen van een eigen identiteit van belang is dat een kind in de gelegenheid wordt gesteld met beide ouders een relatie te ontwikkelen. Bij beschikking van [datum] – de minderjarige had zijn vader inmiddels drie-en-een-half jaar niet gezien – is bepaald dat de vader wordt belast met het eenhoofdig gezag en dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn. In hoger beroep is deze beschikking bekrachtigd.
Omdat de minderjarige zijn vader al drie-en-een-half jaar niet had gezien is in overleg met de vanaf dat moment gezaghebbende vader besloten om de minderjarige eerst in een pleeggezin te plaatsen en van daaruit het contact met de vader op te bouwen. Omdat BJAA verwachtte dat de moeder de overdracht zou tegenwerken en om escalatie te voorkomen is wederom in overleg met de vader en met de school besloten de minderjarige voortijdig van school te halen.
Wijze van publicatie
Heertje heeft gesteld dat hem als columnist een grotere vrijheid toekomt om te overdrijven, en dat het bovendien noodzakelijk is voor het aanzwengelen van het maatschappelijk debat om zich in sterke bewoordingen uit te laten. Een gewone uiting zou, aldus Heertje, geen effect hebben. BJAA heeft betwist dat het om een column gaat. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Wat betreft de onder 2.4 en 2.8 genoemde e-mailberichten geldt dat deze ook aan derden zijn verzonden, zodat deze in zoverre openbaar zijn. Deze e-mailberichten houden waardeoordelen in.
Het artikel in de Volkskrant is gepubliceerd op de opiniepagina en het artikel op de website van RTL Nieuws is geplaatst onder de tab ‘columns’. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter met betrekking tot alle drie de uitingen duidelijk dat het om een waardeoordeel van Heertje gaat en dat zijn uitingen niet worden gepresenteerd als feiten. Daarmee is de vrijheid van Heertje echter niet onbegrensd. Zoals hiervoor overwogen dienen ook waardeoordelen een feitelijke basis te hebben, en wordt mede van belang geacht de bron van de publicaties en de hoedanigheid van de auteur. De onder 2.5 en 2.10 genoemde artikelen zijn verschenen in een kwaliteitskrant en op de website van een gezaghebbende nieuwszender. Het publiek dat kennis neemt van deze media zal over het algemeen verwachten dat een daarin gepubliceerd artikel enige journalistieke waarde heeft en daaraan een groter belang hechten dan bijvoorbeeld aan een uitlating op een persoonlijke website. Daar komt bij dat Heertje een bekend en gerenommeerd wetenschapper (professor) is en zich ook als zodanig presenteert in de genoemde artikelen. Ook die hoedanigheid maakt dat het publiek meer waarde hecht aan zijn mening dan aan die van een willekeurige derde. Gelet daarop is de voorzieningenrechter van oordeel dat Heertje in het geval van deze publicaties in deze media een grotere verantwoordelijkheid heeft om na te gaan in hoeverre zijn beschuldigingen steun vinden in de feiten en de feiten niet eenzijdig maar in volle omvang te presenteren. Door zich slechts te baseren op het verhaal van de moeder, hetgeen door Heertje wordt betwist maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit bovenstaande, zonder ook de andere kant van het verhaal te laten zien, doet Heertje geen recht aan het maatschappelijk debat. Eveneens speelt een rol dat het BJAA in beginsel vanuit de bescherming van de minderjarige niet vrijstaat om allerlei uitlatingen te doen over een bepaalde specifieke casus, zodat het voor haar moeilijk is zich in het debat te mengen. Ook dat maakt dat het van belang is de feiten juist en volledig te presenteren.
Inkleding van de uitlatingen
Het bezwaar van BJAA is – kort gezegd – dat Heertje namen van individuele medewerkers noemt, en dat hij BJAA in verband brengt met strafbare feiten en met praktijken van nazi’s in de Tweede Wereldoorlog. Heertje heeft gesteld dat het voor het maatschappelijk debat noodzakelijk is om concreet te benoemen welke medewerker in welke concrete casus een fout heeft gemaakt, omdat er anders nooit iets zal veranderen binnen een organisatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het Heertje vrij staat kritiek te uiten op BJAA (die mogelijk terecht is) en daarbij scherpe bewoordingen te gebruiken. Daarbij kan het goed zijn ter bevordering van het maatschappelijk debat om een concreet geval te noemen, zoals Heertje ook heeft gesteld, en ook het noemen van namen van individuele medewerkers, die handelen in de uitoefening van hun functie en niet op persoonlijke titel, kan gerechtvaardigd zijn indien dat noodzakelijk is om een misstand aan de kaak te stellen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Heertje echter in dit geval onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het noodzakelijk was om de namen van medewerkers van BJAA te noemen. Heertje had zijn kritiek over dit individuele geval heel goed kunnen bewoorden zonder daarbij de namen te noemen. Indien hij met zijn uitlatingen beoogt binnen de organisatie van BJAA iets te veranderen was het voldoende geweest om de medewerkers bij hun functie aan te duiden, zodat voor BJAA duidelijk was om welke medewerkers het ging. De wijze waarop Heertje de namen in dit geval heeft genoemd kan de voorzieningenrechter niet anders zien dan als het publiekelijk aan de schandpaal nagelen van die medewerkers, hetgeen geen te rechtvaardigen doel dient. Ook hier speelt weer mee dat die individuele medewerkers zich moeilijk kunnen verdedigen, nu zij de (privacy van de) minderjarige dienen te beschermen. In het kader van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de beschuldiging betrekking heeft (BJAA) geldt nog het volgende. BJAA heeft dikwijls de moeilijke taak kinderen die zijn betrokken in een vechtscheiding te begeleiden. Een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing (of wijziging van gezag/hoofdverblijfplaats zoals in dit geval) is in alle gevallen voor de betrokkenen zeer ingrijpend en het is voorstelbaar dat dat veel emoties oproept bij de betrokkenen en hun omgeving. Daarbij dient in het oog te worden gehouden dat de oorzaak van de uithuisplaatsing niet bij BJAA ligt, evenmin als de beslissing tot uithuisplaatsing. Voldoende aannemelijk is dat BJAA nadeel ondervindt van het beeld dat van haar wordt geschetst, en dat dat (mogelijk ernstige) gevolgen heeft voor de relatie die zij heeft met andere cliënten.
Voor zover Heertje verwijst naar de Tweede Wereldoorlog wordt het volgende overwogen. Heertje heeft ter zitting gesteld dat het in het algemeen niet noodzakelijk was om dat te doen, maar dat zijn persoonlijke biografie hem daartoe heeft geleid. Overigens heeft Heertje verklaard dat hij het woord ‘nazi’ niet heeft genoemd, en dat hij BJAA daarmee ook niet heeft vergeleken. Voor zover hij verwijst naar de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog heeft hij de situatie bedoeld dat Joodse kinderen ter bescherming bij hun familie werden weggehaald en naar een onderduikadres werden gebracht.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Hoewel Heertje aanvoert dat hij BJAA niet vergelijkt met nazi’s wordt in de verschillende artikelen en e-mails wel degelijk de suggestie gewekt dat BJAA zich gedraagt als de bezetter in de Tweede Wereldoorlog. Dat blijkt uit de volgende teksten:
‘geüniformeerde officieren’, ‘praktijken die de formele karakteristieken vertonen in de ogen van de kinderen van een bezetting, ook al ontbreken uniformen en laarzen.’
‘Gerritsen stuurt dreigbrieven, waarin hij zegt dat geestelijke kindermishandeling onder zijn hoede niet mag worden vergeleken met de lichamelijke mishandeling van kinderen in de oorlogsjaren. Hij ontkent echter niet dat moreel sprake is van vergelijkbare handelingen, nu in vredestijd.’,
‘Inderdaad spreek ik uw medewerksters niet alleen via het principe “bevel is bevel”, maar ook in persoon aan.’
‘U vindt het vergelijken van uw handelen met de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog
ongepast. Daarin hebt u gelijk voor zover u niet over een militair apparaat beschikt waarmede uw optreden kracht wordt bijgezet.’
‘Terloops wijs ik u op de antisemitische uitval in het verslag van uw mevrouw[medewerker] aan mijn adres’
‘Wie kennis neemt van de concrete handelingen wordt getroffen door de inhumane, misdadige mentaliteit die daaruit spreekt. Slechts de uniformen ontbreken.’
Het maken van een vergelijking met de Tweede Wereldoorlog is op zichzelf geoorloofd, maar de voorzieningenrechter acht de wijze waarop Heertje dat heeft gedaan – in de vorm van een beschuldiging – ongepast, onnodig kwetsend en grievend. Wellicht dringt de parallel zich bij Heertje, zelf ongelukkig genoeg slachtoffer van de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog, eerder op dan bij een ander, die die periode niet heeft meegemaakt. Vanuit die invalshoek en rekening houdend met zijn emoties is dat wellicht begrijpelijk. De biografie van Heertje brengt echter ook mee dat hij als geen ander weet welke gruwelijke situaties zich in die periode hebben voorgedaan, en hoe kwetsend en grievend het is om het handelen van BJAA daarmee te vergelijken.
Voor zover Heertje het handelen van BJAA kwalificeert als strafbaar, misdadig of crimineel is de voorzieningenrechter van oordeel dat nu daarvoor onvoldoende steun in de feiten aanwezig is, ook deze kwalificaties ongepast zijn.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de uitlatingen van Heertje onrechtmatig zijn jegens BJAA, voor zover hij daarin BJAA en/of haar medewerkers in verband brengt met een criminele organisatie en/of strafbare feiten zoals ontvoering en/of fascisme en/of praktijken in de Tweede Wereldoorlog zoals het wegvoeren van Joodse kinderen, en voor zover hij daarin namen of andere privégegevens van medewerkers van BJAA noemt. Nu bovengenoemde onrechtmatige uitlatingen zozeer zijn verweven in de tekst van de artikelen, zal Heertje worden bevolen de artikelen in zijn geheel van het internet te (doen) verwijderen. Het gebod zal slechts betrekking hebben op de onder 2.5 en 2.10 genoemde artikelen, aangezien de reeds verzonden e-mailberichten niet meer zijn te verwijderen. Nu Heertje hierover niets heeft aangevoerd, wordt hij geacht het in zijn macht te hebben de artikelen van websites van RTL Nieuws en van De Volkskrant te (laten) verwijderen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2014.(1 )
=====================================================================================================
bereikt op 21 mei 2014 om 11u.11 via de link: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2014:2848